BRIEF AAN MANNEN MET WIE IK SOMS VAN MENING VERSCHIL
14 mei 2019 - Schaarbeek
Liefste mannen met wie ik soms van mening verschil,
We moeten het toch nog eens hebben over het aantal vrouwen op zogenaamde belangrijke posities. Zelf heb ik absoluut niet de ambitie om manager of minister te worden: ik wil gewoon doen wat ik graag doe. Maar dan wel het liefst in een wereld waarin er even veel vrouwen aan het roer staan als mannen. Of waarin de vrouwen die dat roer mee willen bedienen, op z’n minst serieus worden genomen.
Waarom zeg ik dit? Wel, om eerlijk te zijn maakte het mij tot voor een jaar geleden geen zier uit of er nu wel genoeg vrouwen in leidinggevende posities zitten. Ik ben ook niet de diehard feministe die jullie – mannen – op hun plek wil zetten. De meeste mannen die ik ken zijn trouwens helemaal geen dictatoriale vrouwonvriendelijke kerels, integendeel. ‘Wat is het probleem dan?’, zou je kunnen denken. Wel, ik leg jullie graag uit wat het probleem is.
Het probleem ligt ten eerste niet zozeer bij jullie. Het probleem zit diep onderhuids ingebakken in onze maatschappij. Zo erg dat het machistische denken niet enkel in jullie mannenhoofden zit, maar ook – zonder dat we het beseffen – in onze vrouwenhoofden. Afgelopen weekend waren mijn vriendin en ik uitgenodigd op een Iftarfeest waar zo’n tweehonderd moslimvrouwen het avondmaal tijdens de Ramadan deelden. Er was geen enkele man. Maar er was wel een hele geluidsinstallatie voor de presentaties, een technische constructie voor de projectie, enzovoort. Met schaamte gaven mijn vriendin en ik aan elkaar toe welke allereerste gedachte er spontaan door onze hoofden spookte: ‘Komt dit wel goed? Zouden hier geen mannen hebben geholpen?’ Het feit dat wij – twee ‘ruimdenkende’ jonge vrouwen – dit al spontaan denken, klinkt misschien grappig maar dat is het niet. Het is eerder schrijnend.
Wat heeft dit nu te maken met meer vrouwen aan de top? Wel, in mijn sector gaan sommige teams expliciet op zoek naar leidinggevende vrouwen om de genderbalans in evenwicht te brengen. Maar wat blijkt: het vinden van een vrouw die zo’n job kan en wíl doen, is niet altijd zo evident. Ik stelde mij ook de vraag wat ik zou antwoorden als ze mij tot eindredacteur zouden willen promoveren. Ik zou nee zeggen. Niet omdat ik voor mijn kinderen moet zorgen of omdat ik niet ambitieus ben, maar omdat ik oprecht geloof dat ik dat niet kan. Onlangs vertelde ik aan een collega dat ik al zeven jaar met veel succes voor tv werk, maar dat ik nog altijd het gevoel heb dat ik door de mand ga vallen. Dat ze vroeg of laat zullen doorhebben dat ik eigenlijk helemaal geen tv kan maken. Dat als ik morgen bij een ander productiehuis aan de slag moet, alles zal mislukken. ‘Jij lijdt net als ik aan het imposter-syndroom’, zei ze tegen mij. Dat betekent: bang zijn om ontmaskerd te worden omdat je hardnekkig twijfelt aan je eigen kwaliteiten. ‘Hebben mannen dat ook?’, vroeg ik. ‘Minder’, luidde het antwoord. Het komt vooral voor bij vrouwen. En dat is niet oké. Ik weet dat het een ‘kip-of-het-ei-discussie’ is, maar zo lang er niet meer vrouwelijke voorbeelden zijn in belangrijke functies, zal het imposter-syndroom niet afnemen. En daarom blijft de zoektocht naar bekwame vrouwelijke leidinggevenden zo belangrijk.
Maar dat is niet de enige reden. Leidinggevende teams die maar één geslacht uit onze samenleving representeren, kunnen gemakkelijk polarisatie in de hand werken. Beeld je eens in dat je leidinggevend team enkel uit Japanners bestaat. Bij elke beslissing die zij maken en waar je je niet volledig in kan vinden, zal je wellicht ook zeggen: ‘die Japanners met hun dwaze ideeën.’ Daarvoor hoef je niet anti-Japan te zijn, maar er ontstaat wel een vorm van polarisatie die automatisch naar boven komt.
Tot slot hebben we volgens mij ook niet per se vrouwen aan de top nodig die zogezegd hun mannetje kunnen staan. Want dit gaat niet alleen over onze geslachten. Dit gaat vooral over een ingesteldheid. Sommige mannen zijn namelijk vrouwelijker dan sommige vrouwen en vice versa. Ikzelf groeide op tussen twee hevige broers en moest bijna letterlijk elke dag mijn mannetje staan. Tot mijn dertiende speelde ik nooit met meisjes. Ik speelde veel liever met de jongens. Als zij brulden, brulde ik mee. Als zij luider brulden, brulde ik nog luider. En die mentaliteit is mij lang daarna blijven achtervolgen. Vroeger was ik letterlijk one of the guys. Nu wil ik niet meer een van jullie zijn. Nu wil ik een mét jullie zijn.
Liefs,
Lidewij