top of page

DE EENZAAMHEID VAN DE PRIEMGETALLEN

19 juni 2020 - Lier

Zondag wordt een bijzondere dag. Eenentwintig juni is niet alleen het begin van de zomer en dankzij de zomerzonnewende ook de langste dag van het jaar, het is ook de huwelijksverjaardag van mijn ouders. Dertig jaar huwelijk, een jubileum dus. Mensen houden van getallen. Mijn vader ook. Maar het is niet die dertig die hem fascineert of hem inspireert om een feest te geven. Er komt geen feest.

​

Toen ik zestien was, kwam het boek La Solitudine dei Numeri Primi oftewel De Eenzaamheid van de Priemgetallen uit. De Italiaanse auteur Paolo Giordano was amper zesentwintig en zijn debuut brak meteen alle bestsellerrecords. Ik heb nog niet zo veel boeken gelezen in mijn leven maar een paar van de boeken die ik las, hebben mij wel tot in het diepste van mijn kern geraakt. Zo diep dat ik twaalf jaar later nog de tranen in mijn ogen krijg wanneer ik terugdenk aan het verhaal. Anders dan de titel doet vermoeden gaat De Eenzaamheid van de Priemgetallen niet over pure wiskunde (dan was ik na de inleiding wellicht al afgehaakt). Het boek gaat over twee jonge solitaire zielen die moeilijk kunnen aarden in deze maatschappij. Ze vinden moeilijk aansluiting bij anderen door hun sociale beperkingen (lees: autisme) en delen een kindertijd die een diepe droefheid verbergt. Hun mistroostig bestaan wordt opgelicht wanneer ze elkaar leren kennen en niet alleen verliefd worden, maar ook een zielsverwant in elkaar vinden. Ik weet nog hoe blij ik voor hen was.

​

Maar het verhaal eindigt niet zoals ik had gewild. Want Mattia en Alice, de twee hoofdpersonages, blijken zoals tweelingpriemgetallen voor elkaar te zijn. Tweelingpriemgetallen zijn twee priemgetallen – getallen enkel en alleen deelbaar door zichzelf – die heel dicht bij elkaar in de buurt komen, maar elkaar net niet raken omdat er een getal tussen hen staat. Net zoals vijf en zeven. Twee zielen die zich niet helemaal thuis voelen in deze wereld en zo’n sterke zielsconnectie met elkaar delen dat ze voor elkaar voorbestemd lijken, maar door een barrière toch niet samen gelukkig kunnen zijn: dat zijn tweelingpriemgetallen. Mijn ouders zijn tweelingpriemgetallen.

​

Op 21 juni 1990 moest La Solitudine dei Numeri Primi nog geschreven worden en had mijn vader nog nooit van tweelingpriemgetallen gehoord. Maar toch wilde hij per se op die dag trouwen. Nu, dertig jaar later, heb ik ontdekt dat mijn vader die dag negenentwintig was en mijn moeder eenendertig: tweelingpriemgetallen. Zondag is het hun huwelijksverjaardag en zijn ze negenenvijftig en eenenzestig: ook tweelingpriemgetallen.

Door een virus kan ik mijn ouders zondag niet vastpakken en hen niet verpletteren met zoenen. Maar misschien past dat wel bij de thematiek van hun jubileum: zielsverwanten connecteren immers op een ander level dan het fysieke. En er komt misschien geen feest maar als ik de woorden vind, zal ik hen laten weten hoe dankbaar ik ben. Dankbaar dat ze ondanks alles wat er de laatste dertig jaar wel en niet gebeurd is, nog samen zijn. Dat ze het getal dat tussen hen in staat, soms weten te omarmen. Dat de liefde de pijn soms overstijgt.


Daar zal ik met veel dankbaarheid op klinken.

© 2024 door Lidewij Nuitten.

bottom of page