DE HOLOCAUST BEGON NIET IN AUSCHWITZ
8 mei 2024 - Schaarbeek
Al elf jaar werk ik voor de openbare omroep. En hoewel ik al die tijd wel wist van de oorlogsbegraafplaats die letterlijk in onze achtertuin ligt, was het nog nooit in mij opgekomen om er eens een kijkje te gaan nemen. Gisteren bracht Edmond daar verandering in. Edmond is de tachtigjarige gids die mij en een tiental VRT-collega’s rondleidde op de plek waar honderden Belgische verzetsstrijders zijn vermoord en begraven.
​
Een van hen is Youra Livchitz. Op 23 april 1943 fietste de 25-jarige Brusselaar samen met twee vrienden van het Meiserplein – vlak naast de huidige VRT – naar Boortmeerbeek. Met niets meer dan een revolver en een stormlamp bedekt met rood papier, slaagden ze erin de deportatietrein van het 20ste konvooi tot stilstand te brengen. Dankzij die risicovolle heldendaad konden 113 van de 1631 onschuldige Joden ontsnappen aan de dood. Onder hen: de 11-jarige Simon Gronowski. In de korte tijd dat de trein stopte, slaagde zijn moeder erin om hem uit de wagon te duwen en zo kon de jongen ontsnappen. Simon is vandaag 93 en een van de allerlaatste getuigen.
​
Terwijl we verder lopen tussen de graven, vertelt Edmond ons over het onderhoud van de begraafplaats. De instantie die ervoor bevoegd is, doet helemaal niets. En dus doet Edmond het al jarenlang zelf. Ik weet niet wat mijn hart het hardst doet breken: het beeld van de 80-jarige man die gebogen over zijn hark de bladeren van deze graven veegt of de nalatige manier waarop wij in dit land omgaan met onze nationale helden.
​
Niet veel later komen twee robuuste mannen in het zwart, die er als lijfwachten uitzien, de Belgische vlag van haar vlaggenstok halen. Wellicht zijn ze gestuurd om het gescheurde exemplaar – na tientallen onbeantwoorde smeekbedes van Edmond – eindelijk te vervangen. Maar om de een of andere reden krijgen ze de nieuwe tricolore niet aan de mast en blijft de vlaggenstok leeg. Het voelt akelig symbolisch.
​
Minstens even symbolisch is het moment waarop Edmond plots halthoudt om naar een graf te staren. Al de hele dag zit de lucht potdicht. Maar precies op het moment dat Edmond zegt ‘Dit is mijn vader’, valt er een zonnestraal op zijn gezicht. Edmonds vader was een drukker. En om onschuldige mensen in leven te kunnen houden, drukte hij valse identiteitskaarten. Helaas moest hij dat met zijn eigen leven bekopen, tien dagen voor de geboorte van zijn zoon.
​
Op het einde van de rondleiding vraagt een collega of er iets is dat wij kunnen doen. ‘Vechten voor onze democratie’, antwoordt Edmond. ‘Elke dag opnieuw.’ Hij benadrukt het belang van te weten op wie je niet moet stemmen. Zodat we in de toekomst nog kunnen gaan stemmen. Het doet me denken aan een zin die ik onlangs las: de Holocaust begon niet in Auschwitz, het begon met woorden.
​
Alleen al daarom moeten we luisteren naar de kinderen van zij die hun leven gaven voor onze vrijheid. Laat ons naar hen luisteren voordat ook zij er niet meer zijn.